dunder de, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe
  1. onweer

    As der dunder in de locht zit, doout paartie honden niks as hoelen (Eext)

    Wij kriegt dunder, de biest bint an 't beersen (Sleen)

    De dunder is der over gaon, der komp niks van terecht

    schijnheilige

    Zie ook:
  2. donder

    De donder was direct op het lochten (Meppel)

    Het was zwaor weer, de dunder was niet van de locht (Nieuw Dordrecht)

    Zie ook:
  3. arme drommel

    Een arme dunder

    is te waarderen

    donder

    nooit en nergens (Eri);

    Dunder op dood holt gef een zummer nat en kold (Zuidlaren)

    Donder in zoor holt, het veurjaor nat en kold (Geesbrug)

    Bron: H. Molema, Proeve van een woordenboek van de Drentsche volkstaal in de 19e eeuw. MS UB Groningen Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...