dunhoedig bijvoeglijk naamwoord, Zuidoost-Drenthe
  1. met dunne huid

    Een melkrieke kou is vaok dunhoedig (Roderwolde)

    Dunhoedige mensken bennen vaok zenuwachtig (Peize)

    Zie ook:
  2. huiverig, rillerig

    Ik bin wat dunhoedig en kan het niet best harden (Buinen)

    Ik bin nog zo dunhoedig, naodat ik zo ziek west bin (Oosterhesselen)

    het eerste of belangrijkste is geweest (Sle), ook

    löshoedig

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...