duiden
Dat ze hier aal zo boort, kan er op duden dat er wat in de grond zit (Eext)
Ik wus niet, woor e op dudde (Sleen)
wijzen(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))
IJ moet niet zo op hum duden (Dalen)
uitleggen(Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid)
Hij duudde hum, hoe het mus (Pesse)