Ook: deus (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), deuis (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), duis (Kop van Drenthe), duize (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), deuze (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe)
doos
De schoenen zit nog in de deuze (Dwingelo)
Hie komp oet een deusie
praat veel
Dat is wat oet de aole deus
praat teveel
(vaak verkl.) sullig vrouwtje, sloofje(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)
Arg scharp is ze niet, het is mij zo'n deusie (Hoogeveen)
Het is wat een deusien (Uffelte)
Umdat dien moe zo'n hoosien is, huufs do niet zo'n duusien te wezen (Stieltjeskanaal)
Wat een duusie is dat mèensch, het hef gien hak an de hozen (Weerdinge)
kletsen
doosien
vrouwspersoon(Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))
Dat is ok een malle deuze (Klazienaveen)