Ook: dwèren (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), tweren (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Noord)
zeuren, dreinen
Hie hef altied wat te dwèren, het is nooit goed (Oosterhesselen)
tegenspreken, haspelen, dwarsliggen
Hol toch op te dweren, altied der tegen in (Vries)
Tegen een bongelkont zegt wai: lig toch niet zo te tweren (Eexterveen)