edder -s, de, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)

Ook: adder

  1. adder

    Niet in die lange heide lopen, der kun wel ies een edder zitten (Sleen)

    Der zit een adderdie onder het grös (Dwingelo)

    onder het roet (Norg)

    Hie springt umhoog, of e deur een adder beten is (Eext)

    Vrogger worde der beweerd dat een adder zien starte in de bek stak en dan de meinsen as een hoepel a (Havelte)

    Zie ook:
  2. gemeen persoon, serpent

    Wat een adder van een wicht (Padhuis)

    kon lang niet zo hard lopen

    adderig

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...