ekkel -s, de
  1. eikel

    De kraaien zuikt hier ekkels onder de bomen weg (Barger Oosterveld)

    Een ekkel op de scheuvel

    gemerkt met een inkeping

    Die schoenen glimt as een ekkel (Geesbrug)

    Der bint veule ekkels; wij kriegt vaste een strenge winter (Ruinerwold)

    ...een gooud roggenjaor (Eext)

    Wij gungen veur schoeltied al een poze ekkels garen (Koekange)

    ...ekkels zuiken (Roderwolde)

    Hij is zo glad as een ekkel

    z. ook

    Die koe is zo glad as een ekkel

    z. ook

    De ekkel was zien moor

    is weggegaan

    Wat eet wij? Stampot ekkels

    op stap, op de loop

    Van zo'n tamme ekkel - mit een lucefersstokkie der deur - kuj merakel mooi een tjollegie maken

    aan het pierewaaien gaan (oz), z. ook

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...