el -len, de, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: elle (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe)

  1. el

    Ik heb een lap stof bij de el kocht (Een)

    Vrogger, toen ik jong was, mugden ij in de kneep niet dikker wezen as een el (Sleen)

    Veur een schoet waren ie vief el en een vörrel neudig (Roswinkel)

    Hij is zo gemeen as ketoen van drei centen de elle (Meppel)

    Wat is dat een lange kerel, die kuj wel bij de el oetmeten (Balloo)

    Zien geduld is ok gien el lang (Beilen)

    Twie pond en anderhalf el is een kilometer (Emmen)

    Die lop van een elle op viefvörrel

    werk als bijv. stallen boenen

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...