elk onbepaald, voornaamwoord
  1. ieder

    Ie kunt niet elk zien zin geven (Roswinkel)

    Der komp in elk geval eine (Emmer Erfscheidenveen)

    Elk huus hef zien kruus (Nieuw Amsterdam)

    Ze hebt het weer bont emaakt; elk en iene prot er over (Noordscheschut)

    Die jongen kunt elk uur van de dag wal eten (Hijken)

    Elk uur lop er een bus hen Assen (Borger)

    Dou hum man van elks eine mit

    met een brede tussenbaan

    Ik heb twee kalver bij ien koe, van elks iene (Mantinge)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...