etenstied de
  1. tijd van eten

    Koom ie, jongens, het is etenstied (Nijeveen)

    De brijlepel hef gaon, het is etenstied (Odoorn)

    Net tegen etenstied was e der weer (Barger Oosterveld)

    Etenstied, det was hier um een ure of half negen (De Wijk)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...