fakseren overgankelijk, werkwoord, zwak, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: fakseneren (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), forceren (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe), fokseren (Zuidwest-Drenthe), foskeren (Veenkoloniën), ferceren (Midden-Drenthe)

  1. iemand ertoe (aan)zetten(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)

    Ik mus hom wel fakseren om hom an 't wark te kriegen (Peize)

    Mor het bestuur fakseert je gewoon um der veur te stemmen (Anderen)

    Zie ook:
  2. forceren, ook wederk.

    Die stok van die vörk moej niet te veul fakseren, hie geeit je kepot (Eext)

    Een slot forceren (Meppel)

    Kalm an doon, je moet de zaok niet ferceren (Balloo)

    Dende hef zuk ok veul te veul fakseerd (Sleen)

    Hij hef zien rogge fakseerd mit het zwaore beuren (Hoogeveen)

    Zie ook:
  3. plagen(Midden-Drenthe)

    Kinder kunt mekaor lillijk fakseren (Eext)

    Schei toch is oet te fakseren aal (Eext)

    Zie ook:
  4. afrossen, mishandelen(Kop van Drenthe)

    Hij het hom nogaal wat fakseerd

    kleinigheid

    Zie ook:
  5. beweren, fantaseren(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Die kerel kan heel wat bij mekaar fakseneren (Weerdinge)

    *Soldaoten kuj forceren, zwienen niet (Smilde)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...