faliekant II bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe

Ook: fallie..., faolie... (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe)

  1. geheel en al

    Het is faliekant verkeerd, waj daor doet (Sleen)

    Dat bint faliekante leugens (Padhuis)

    IJ bint der faliekant naost (Buinen)

    Die man is faliekant gek (Anderen)

    Ik bin der faliekant tegen (Hollandscheveld)

    Zie ook:
  2. verkeerd, slecht(Midden-Drenthe)

    Dat hef een faliekante oetwarking (Drouwen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...