feitelijk bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: feitlijk (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Zuid), feilijk (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. in werkelijkheid, eigenlijk

    Feite

    lijk mucht het neeit, mor wij deden het toch (Norg)

    Ze kunt wel wat zeggen, maar het is feitelijk niet te zeggen hoe het of zal lopen (Wapserveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...