ferm bijvoeglijk naamwoord, bijwoord

Ook: farm

  1. flink

    Geef hum mor

    een ferme tik (Balloo)

    Wie kennen hom wel ain ferm

    pak slaoge geven (Valthermond)

    Een ferme vent (Beilen)

    Ja, het is een ferme donder, dat peerd (Exlo)

    Ik heb hum der ferm van langes geven (Diever)

    Kom ies even bij mij, mien jong, dan za'k je is even ferm wat veur de kont geven (Zweelo)

    Dende giet er ferm tegenan

    Warkt mar farm, dan bin ie zo warm! (Pesse)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...