fitse -n, de, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)

Ook: fits

Bron: H. van Dijk & H. van Dijk
  1. kleinigheid, spatje

    Knelis keek niet op een fitsien, nooit was het hum te slim, te zoer

    Die magere koe, daor zit gien fitsien vleis op

    Het hölp hum gien fitse

    ondeugende jongen

    Daor is gien fitse meer van over

    gekker

    fisseltie

    Bron: H. van Dijk & H. Molema, Proeve van een woordenboek van de Drentsche volkstaal in de 19e eeuw. MS UB Groningen Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...