flèren onovergankelijk, werkwoord, zwak, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: fleren (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe)

  1. met kracht neerkomen(Midden-Drenthe)

    Het regent dat het fleert (Diever)

    Daor fleert het al weer hen, dreug is het nog niet west vandaog (Eext)

    Het flèerde tegen de roeten (Wapserveen)

    Het flèert er aordig op (Sleen)

    Een klap um de oren geven dat het zo fleerde (Hav), zie ook plèren

    Zie ook:
  2. spatten

    Het waoter flèert in 't ronde (Grolloo)

    Hij kan zien woordtien wel doen, het fleert hum van de mond (Ruinerwold)

    Zie ook:
  3. vallen(Midden-Drenthe)

    Aj onder het rieden van het peerd flèren... (Smilde)

    Het was zo glad, hij flèerde op de grond (Wapse)

    Ze flèerden mor zo van de benen (Drouwen)

    Zie ook:
  4. vleien(Kop van Drenthe)

    Wat is dat een flèerderd, die kan je zo mooi um de bek flèren (Sleen)

    Zie ook:
  5. smeren(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe)

    Hij zat aal an de deur te fleren mit zien smerige handen (Roderwolde)

    z. ook

    Zie ook:
  6. ergens aan plakken(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)

    Zie ook:
  7. smijten(Kop van Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Zie ook:
  8. slaan(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)

    Fleer hum toch ien an de kop! (Padhuis)

    Die man is drekt kwaod, en dan flèert hij der mar op lös (Broekhuizen)

    Zie ook:
  9. kletsen(Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Wie hef dat rond efleerd? (Meppel)

    Zie ook:
  10. sjansen(Veenkoloniën)

    Die jonges fleren tegen de wichter (Emmer Compascuum)

    Zie ook:
  11. aansmeren(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Een zwienekoper fleerde mij de biggen an de kont (Emmen)

    bekaaid afgekomen

    anflèren

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...