flabberachtig bijvoeglijk naamwoord
  1. slap, verwelkt(Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Nou, die bloemen staon der ok flabberachtig bij (Erica)

    Een flabberachtig gezicht

    z.

    Der muut neie bloemen op het vaasien, zij wordt zo flabberachtig, zo slop (De Wijk)

    Dat is mooi flabberachtig voer

    z. ook

    Zie ook:
  2. wisselvallig(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe)

    Wat is het toch flabberachtig weer alle dagen (Erica)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...