flikflooien onovergankelijk, werkwoord, zwak

Ook: flikflemen, ...flemen

  1. flikflooien

    Mien kleinzeuntien kan altied zo mooi flikflooien as ie graag wat hebben wil (Erica)

    Wat zit ij toch te flikflooien, wat moej weer gedaon hebben? (Gasselte)

    Hij leup al te flikflooien, net een hond um een zeike kou (Roswinkel)

    je gezicht afvegen

    flemen

    flikkern

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...