floppen onovergankelijk, werkwoord, zwak, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)

Ook: floepen II, floppern (Midden-Drenthe)

  1. hard regenen

    Het flopt der aordig op (Padhuis)

    Zie ook:
  2. het beurtelings hol en bol willen gaan staan van metalen voorwerpen

    Die zwao wordt dun genog, hie begunt haost te floppern in dik gras (Anderen)

    Die deuk flopt er zo weer oet (Gasselte)

    stip van een andere kleur (Eco), z. ook

    flop II

    Zie ook:
  3. glippen(Zuidwest-Drenthe Noord)

    Laot het oe niet oet de handen floppen (Diever)

    z. ook

    floepen

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...