Ook: floepen II, floppern (Midden-Drenthe)
hard regenen
Het flopt der aordig op (Padhuis)
het beurtelings hol en bol willen gaan staan van metalen voorwerpen
Die zwao wordt dun genog, hie begunt haost te floppern in dik gras (Anderen)
Die deuk flopt er zo weer oet (Gasselte)
stip van een andere kleur (Eco), z. ook
flop II
glippen(Zuidwest-Drenthe Noord)
Laot het oe niet oet de handen floppen (Diever)
z. ook
floepen