Ook: flartoor, floroor, flor... (Midden-Drenthe), flört..., flart...
Bron: J. Bergsma, Woordenboek, bevattende Drentsche woorden en spreekwijzen. Groningen 1906 & J. Bergsma, Woordenboek, bevattende Drentsche woorden en spreekwijzen. Groningen 1906 & J. Bergsma, Woordenboek, bevattende Drentsche woorden en spreekwijzen. Groningen 1906 & J. Pan, Drenthsche woorden en spreekwijzen. Assen 1848neerhangend oor
Ie hebt varkens mit stikoren en mit flortoren (Zuidwolde)
dier met neerhangende oren, jongen met grote oren
Zie ook:flapoor(Zuidwest-Drenthe Zuid)
Dat meinse hef van die flortoren (Hollandscheveld)
scheldwoord (zwz), zie ook
schuiloor
flapoor