fluiten I sterk, werkwoord, zwak, (on)overgankelijk, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)
  1. fluiten

    De fluitketel fluit! (Roderwolde)

    Hij floot mie oet bère (Barger Oosterveld)

    Daor kuj wel naor fluiten

    z. ook

    Hij is hen fluiten

    . Op de vraag: Hoe breed werd zo'n splitting en waar liet men de bolster?, werd als volgt geantwoord: Breedte over het algemeen 20 m., hoe lager het veen hoe smaller het geheel; de splitting werd soms breder gemaakt om zand kwijt te raken (Bco), In een veenplaats werd om de honderd meter een splitting gegraven op de plaats waar de wijk moest komen voor afvoer van turf, ter breedte van de wijk (8 meter), op het peil van het water en met een plaats waar de grond kon liggen op de wijkswal. De breedte was dan totaal meestal 30 meter. De bolster was er in voorgaande jaren al afgegraven, omdat men bij diep veen de turf anders niet kon plaatsen om te drogen. Dus de onderste veenlaag was dan al vergraven. Van de bovenste lagen werd er iets meer afgegraven en bleef er een banket aanzitten om inzakken te voorkomen, als het veen eenmaal aan de snee was. Ieder jaar werd er dan 5 meter afgegraven

    De centen bint fluiten

    De breedte was 2 x 5 stok; Elke veenbaas 5 stok.

    Je kunt um mij hen fluiten lopen

    Breedte was 2 x 20 voet (31â…› meter), bolster en hard veen werd als fabrieksveen verwerkt (Odo), ...25 m, aan weerskanten 12,5 meter (Ros), ...

    musch

    Zie ook:
  2. plassen(Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Hij hef hum niet allend mit fluiten versleten

    gezegd van een vreemd uitgedost persoon

    Een maegien dat fluit is het fetsoen uit, maor die het niet kan, is niks an (Smilde)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...