uitpuilen van niet goed zittend kledingstuk
Die jurk foebelt zo (Geesbrug)
prutsen bij het naaien, provisorisch in elkaar zetten
Ik heb de neimesiene kepot, het rotdink foebelt en prutst, gien draod blif hiel (Pesse)
Dat heb ik even gauw in mekare foebeld (Nieuw Amsterdam)
z. ook
fochteln
(zwz), in
De fietsbaand foebelt
z. ook
foeken
z. ook