foefeln onovergankelijk, werkwoord, zwak, Zuidwest-Drenthe Zuid
  1. rommelen, foefjes uithalen

    Ik verneme het wel, ie mut der mit foefeln (Hoogeveen)

    Hij foefelt der wat met om

    volgens de smokkelaars 96% alcohol'

    foegeln

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...