foei tussenwerpsel, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: feui (Zuidwest-Drenthe), foi (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Zuid), fui (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. foei

    Foi, foi, wat heb ik het zoer had (Sleen)

    Hoe kuj dat non zomor zeggen! Foj, foj, daj niet wiezer warren (Anderen)

    Feui, wat is het waarm (Vledder)

    Foei, hond (Mantinge)

    Foei jong! (Weiteveen)

    Foi toch, het zwien is dood en het schit nog (Coevorden)

    bestaande uit

    foi

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...