foppen overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. foppen

    Aj mij fopt, heur ie, dan zal het der gien rozen snijen

    Laot je niet kisten aj fopt wordt (Emmen)

    Grote karken hebt grote torens/Kleine karken hebt kleine torens/De fienen hebt een harde kop/Maor ik (Hoogeveen)

    Bron: G. Broekhuizen Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...