fotse -n, de, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord

Ook: fots (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Noord), fötse (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

  1. smerige vrouwspersoon

    Wat een fotse van een wief is dat toch, te vies um mit de tange an te pakken (Noordscheschut)

    Een dikke fotse

    na het eten van veel eieren bijv.

    Zie ook:
  2. loszinnige vrouw(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Zie ook:
  3. dikke vrouw

    Wat een dikke fotse (Peize)

    Zie ook:
  4. vrouwelijk geslachtsdeel(Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Het stond in de krant, stond in de krant, N. hef heur fotsien verbrand (Meppel)

    Zie ook:
  5. (grote) hoeveelheid(Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Hij har mij toch een fotse slaot op het bord! (Ruinerwold)

    Een fotse geld (Elim)

    Zie ook:
  6. in

    in de fotse

    deed niets

    Alles is in de fotse eleupen

    ook

    Zie ook:
  7. geen zier, niets

    Daor bleef gien fotse van over (Sleen)

    Daor is gien fots van an

    bang zijn voor gevolgen van een verkeerde daad

    fos

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...