fotten werkwoord, zwak, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: fotteln (Zuidoost-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe), fötteln (Zuidwest-Drenthe), futteln (Zuidwest-Drenthe)

  1. rammelen

    Hij zit ieder keer an die deure te futteln (Broekhuizen)

    Wel zit daor an de baanderdeur te fotteln

    De deksel van de ketel fottelt (Diever)

    Zie ook:
  2. rukken(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)

    Ie moet niet zo fotten met de fietspompe, ie moet grote slagen doon (Beilen)

    Die hond zit oe mar al an de broekspiepen te fotten (Ruinerwold)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...