fraanseln onovergankelijk, werkwoord, zwak, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: fraansen (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe), fransen (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

  1. onduidelijk spreken

    Kleine kiender kunt barre fraansen (Hoogeveen)

    Hij fraanst alles deur elkaar hen, je kunt er geen touw aan vast knopen (Hollandscheveld)

    Zie ook:
  2. in elkaar prutsen(Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Hij kan gauw wat in mekaar fraansen

    Zie ook:
  3. mengen, dooreen husselen(Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Niet alles deur mekaor fraansen (Fluitenberg)

    boterhammen

    flansen

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...