frabbe -n, dehet, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: frobbe (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe), wrabbe (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

  1. persoon met verschillende eigenschappen, als: klein, venijnig, vitterig, ondeugend, vervelend, het h

    Een frabbe van een kereltien is het, hie hef overal wat op an te marken (Sleen)

    Het is een frabbe van een kiend (Wapse)

    Dat bocheltien is een ondeugend frabbe (De Wijk)

    Holt hum in de gaten, het is een frabbe! (Meppel)

    Hoe die kerel an det frabbe van een vrouwe ekomen is, is mij een raodsel (Ruinerwold)

    Wat een frabbe van een wiefien

    wilgenkatjes

    Met die muj gien ruzie kriegen, want het is een frabbe van een wief (Meppel)

    Een snibbig meisje is een frabbe (Fluitenberg)

    verstuiven van meel tijdens het malen

    Dat tekkeltie is een frabbe (Kerkenveld)

    Wat een frabbe van een hond

    Zie ook:
  2. monster, gedrocht

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...