franterig bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: fraanterig (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Zuid), frangerig, frantig (Midden-Drenthe), (Veenkoloniën), wraanterig (Zuidwest-Drenthe Zuid), wranterig (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), wrantig (Midden-Drenthe), (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

Bron: Drentsche Volksalmanak & Drentsche Volksalmanak
  1. korzelig, prikkelbaar

    Doe toch niet altied zo franterig, wat hej daor toch an (Noordscheschut)

    Een franterig mannegie

    direct

    Franterig doen

    op het moment

    Franterig in de hoed

    langzamerhand

    Zie ook:
  2. leep (zoz), zie ook

    wrang(er)ig

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...