Ook: gorrig (Midden-Drenthe), (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe)
vuil, versleten, slonzig(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Noord)
Hie zag der görrig oet (Sleen)
Zij kwaamp der altied wat gorrig uut
Zie lopt de huile dag met een gorrig schoet veur (Emmer Erfscheidenveen)
De weg is gorrig
Ik bin gorrig in de balg
kinds
Zie ook:dieptreurig, te gortig(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)
Het is gorrig dej alles achtermenaar opèet
Het niet te gorrig maeken (Dwingelo)
Die hef het ook arg gorrig anlegd (Geesbrug)
Die jong is gorrig
onfatsoenlijk in woordgebruik(Zuidwest-Drenthe Noord)
Hij is wat gorrig in de mond (Diever)
görtig