Ook: gaanze (Midden-Drenthe), goos, goze (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Zuid), ganze (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), gans (Zuidoost-Drenthe)
gans
As de gaanzen uut het oosten komt vliegen in een V-vorm, dan kriege wij vorst (Geesbrug)
Het wordt winter, de goze vleigt (Barger Compascuum)
Een gaanze is een beste waekhond (Wapserveen)
Met de kerstdagen doew een gaanze in de pot (Stieltjeskanaal)
IJ hebt wilde gaanzen en tamme gaanzen (Odoorn)
De gaanzen huden
z. ook
Zie lopt, net een koppeltien gaanzen, achter mekaar an (Oosterhesselen)
as gaanzen op een rijgien (Diever)
Hij waggelt as een gaans (Erica)
Die is ok niet under de gaanzen uutbröd
z. ook
Hie is deur een gaans oetbröd
maar dan van leer
Het is niet veur de gaanzen ebrouwd
z. ook
Snatern as een gaanze
ook de pin als bevestiging voor de strijklat
Dat wazzen de boer zien gaanzen
instrijkploegje
Zij is zo trots as een gans (Roswinkel)
zo dom as een gaans (Emmen)
zo vet as een gaanze (Diever)
neisgierig as een gaanze (Smilde)
Zij waggelt as een gaanze (Meppel)
Hij poest as een vette gaans (Eext)
Hij giet tekeer as een gaanze (Klazienaveen)
... as een koppel gaanzen (Vledder)
onnozel persoon, meestal van een vrouwspersoon
O, wat is dat een gans
z. ook
domme goos
z. ook
Dat domme gaansie lat heur bruken
en
Oh, die goos die hef nargens gien verstand van (Klazienaveen)
Zal ik die de wilde geuzen zein laoten? (Barger Compascuum)
de geuzen ies wiezen?
z. ook
As de vos de passie preekt, boer pas op je gaanzen (Dalen)
Een gaanze blif een gaanze, al zet ie hum ok tussen duzend enten
z. ook bij