gaarden overgankelijk, werkwoord, zwak, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: gaerden (Zuidwest-Drenthe Noord), gaorden, gardern (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

  1. verzamelen

    Ekkels gaerden (Dwingelo)

    Wie gaarden vrogger ok de eerpels op het laand (Hoogeveen)

    Iemen moet in körte tied een koppel hönnig bij 'nkanner gaorden (Eext)

    Wil ie even eier gaarden van de hilde? (Zuidwolde)

    Hier wat warken en de kost toe, daor wat opknappen en wat ofval meenemen en later weer gebruken, ja

    van lakense stof

    Die spaart, die gaardt (Hijken)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...