Ook: gaffelstok (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), gaffelvörk
gaffel, tweearmige of tweetandige vork, eerst van hout, later ook van ijzer
Mit boekweitedorsen gebruukten ze holten gaffels
bekeek haar aandachtig
Het nust van de grote liester zit vake in de gaffel van een boom (Uffelte)
Hoepeltien jagen met een gaffel, vast of lös, wuur een bult daon (Padhuis)
Veur een haantien op stokkien hej een gaffel neudig (Nieuw Amsterdam)
Slachterij hang ie in de wiemel met een gaffel (Mantinge)
Hie snee zuk een stok met een gaffel oet dat bossie en gung der doou adders met vangen (Eext)
Hier hej een gaffel, jong, maok mor een katapult (Balloo)
Ik zal dij over de gaffel laoten daansen
worst of stuk vlees
Van de gaffel in de greep vallen
eindje verder
lomp, onverschillig, maar ook lang, eigenwijs persoon
Det is gien gezelschop veur det maagien, zoe'n gaffel van een vent (Broekhuizen)
Wat een gaffel van een kerel (Schoonlo)
ik heb nog nooit zo'n gaffel zeen, hij trekt zich nargens wat van an (Beilen)
Wat een luie gaffel (Stuifzand)
een lange gaffel (Zuidwolde)
Een gaffel van een jong
akker
deel van de hekpaal, dat uitloopt in de gaffel(Midden-Drenthe)
Het hek valt in de gaffel (Grolloo)
gaffelvormig, driehoekig raam om de nek van vee, om uitbreken te verhinderen (nd, zo), zie ook
kruusbongel
gespleten punten in het haar
Het haor wuur zo knipt, dat de gaffels der of waren (Sleen)
wichelroede(Midden-Drenthe)
Zie ook:mond
Hij het een grote gaffel
een poosje
Zal ik joe iene veur de gaffel geven (Klazienaveen)
Holt oen gaffel ies dichte (Pesse)
dikke vrouw
waffel
oorwurm(Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))
Zie ook:deel van (zeil van) een schip
Zie ook:onderdeel van boerenwagen, de gaffel van de schamel waarin de dissel gestoken wordt(Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))
Zie ook: