gaggeln onovergankelijk, werkwoord, zwak, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: gakkeln (Zuidwest-Drenthe Zuid), gakken (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe), gakkern (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. gaggelen, gakken, geluid maken door vogels, zoals ganzen (zd, kvd, md), eenden (zd, vk) en spreeuwen(Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Noord)

    De spraoën zit in de hoge poppelèren en fluit en tuit en schattert en gaggelt

    Muj die enten ies heuren gaggeln, daor zal wel vorst op komst wezen (Koekange)

    Zie ook:
  2. druk kletsen

    Zie haspelt en snaotert en giechelt en gaggelt deur mekaar hen

    rechtop. Je kon niet zien, welke kant het bloemetje was. Lag het bloemetje na het gooien boven dan was de diggel

    Zie ook:
  3. slijm ophoesten(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Die kerel lop aaltied te gaggeln (Weerdinge)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...