galmen werkwoord, zwak, (on)overgankelijk

Ook: gaalmen

  1. galmen

    Die klokken die galmen zo mooi (Emmer Compascuum)

    Het galmt je deur de kop hen, ...deur de bienen

    z. ook

    Zie ook:
  2. hoog en/of hard zingen

    Dat mèens galmt deur de kerk (Balloo)

    Hij zingt hard, het galmt over de streek (Barger Compascuum)

    Dat wicht zingt zo hoge, ze galmt overal boven oet (Beilen)

    As e ienmal an het zingen is, galmt e de hiele dag deur (Coevorden)

    De kinder galmen het oet (Een)

    Zie ook:
  3. schreeuwen, huilen(Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Muj hum ies heuren galmen (Nijeveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...