gang -en, de, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: gaang (Zuidwest-Drenthe Zuid), gaank (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe), gaanke (Zuidwest-Drenthe Zuid), gank (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), gange (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

  1. gang, pad

    Wij hebt de kapstok in de gang (Balloo)

    Wie kennen deur de gange op dele kommen (Valthermond)

    Zie bint met de wegge op de gang

    op de lijst, op de nominatie

    As der haarten in het koren lopen hebt, kunt der haile paoden of gangen kommen (Eexterveen)

    Van dat fietsepad is maor een smal gangien over ebleven (Noordscheschut)

    Wij hebt een gangie tussen het stookhok en het hoes (Balloo)

    Loop maor even bij Hendrik deur het gangie hen (Gieten)

    De ratten haren zuk een mooi gangegien onder de busker maakt

    z. ook

    De koeien scheten op de gang

    z. ook

    Veur de koenen is de gank, achter de koenen is de ban (Dwingelo)

    Bij die boer, waor ik vrogger warkte, hadden ze een brede gang achter de koeien (Erica)

    Zie ook:
  2. vaart, tempo

    Hij is mit gang vortgaon um een neie pette te kopen (Smilde)

    Gang op de ket hebben

    z. ook

    Ze moet er ies wat gaang achter zetten (Elim)

    Hij hef altied iene gaank

    slaat nergens op

    Die fietser hef de gang der gooud in (Anderen)

    gezegd op een wasdag

    Zie hebt de gang der good in

    z. ook

    Wij moeten de gang der wat in holden, aanders kommen wij neit klaor (Een)

    Der zit gaank ien de locht

    de vaat doen (Ruw), ...

    Dat is een pèerd, waor een flinke gang in zit (Nieuw Dordrecht)

    Ik moe 's mörgens eerst even op gang kommen (Gieten)

    Hij kun min op gang kommen

    deelnemen aan het H. Avondmaal

    Zie ook:
  3. (manier van) gaan

    Hij hef een traoge gaank

    dargveen uitbaggeren

    Zien gaank is krek die van zien vaar (Hoogeveen)

    Dat peerd zit een mooie gang onder (Norg)

    Hij is weer in de gaank, al is het krummelderwieze

    z. ook bij

    Hij giet zien eigen gaank (Nijeveen)

    Dat roven en moorden gunk stille zien gaank

    z. ook

    Ik gao morgen op gaank um een nei peerd

    z. ook

    Die is nooit bij huus, hij is altied op gaank

    hij betaalt niet graag (Dwi), ook

    Hie is nog goed op de gang

    melkt zwaar

    Dat kuj ja zo in de gaank mitnemen

    slecht uit te roeien

    Maor goud dat het gien doktersgang is, jong, komst der goudkoop of (Vries)

    het zal wel moeilijk zijn

    Iedere gang is gien doktersgang

    stugge volhouder

    Die gang is gien doktersgang, d.i. do kas het wal wachten en doen (Padhuis)

    Het is zien lèste gang

    z. ook

    Wij bint mooi an de gang en non moew weer uutscheiden (Sleen)

    Bint de jongen weer an de gaank

    . Ook

    Die is ok weer an de gaank

    z. ook bij

    Het spul was mooi an de gang

    z. ook

    Wij hebt de kiender goed an de gang kregen

    z. ook

    Hij hef nog net even de gang

    is goed gebekt

    De gang van zaken kuj niet meer veraandern (Padhuis)

    Laow mar ien iene gaank deurgaon, dan binne wij mooi op tied ien huus (Ruinerwold)

    Wij drinkt drekt gien koffie, we bint nog mor net op gang (Balloo)

    Ik heb het schoonmaken niet helemaol daon kregen, ik moet nog wèer op de gang

    van een koffiepot

    Wost doe mij dat breien even op gang maoken, zee oous wicht (Gieten)

    Hie hef

    het goed op gang met warken (Emmen)

    Zie ook:
  4. gang, werking, vaart

    De klokke an de

    gaank maken (Hoogeveen)

    Zij hebt het mooi an de gaank mit de winkel (Broekhuizen)

    Hie had de zaak mooi an de gang (Erica)

    Zie ook:
  5. de afstand die men in één keer gaat

    Ie kunt in ene gaank wel twei ummers water mitnemen, dat doej in ene gaank mit (Hollandscheveld)

    Daor hef e een zwaore gang an

    heeft geen idee wie het gedaan heeft

    Wij kunt nog wel een gaank doen

    niets van waarde

    Met een dubbele gaank

    nog geen bedankje (Ruw), ...

    gaonde (waegen)

    Ie mut niet in een lege gaank lopen, maor weerumme ok wat mitnemen (Zuidwolde)

    Het is maor een gaank

    op

    Zie ook:
  6. baan, baanbreedte

    Je moet wel zorgen dat je een gemiddelde gang van 3 meter holdt bij het zeien (Erica)

    Ik haar krapan genog met roggezeien, mor ik heb de leste gang een beetie dunner (Hooghalen)

    Aj rogge zeit, moej de gang niet te bried nimmen, want dan kriej strepen (Borger)

    Ik kom één gang zaaien tekort (Drouwen)

    IJ moet in de daarde gang gooien

    onafgebroken

    Aj rogge zeit, muj de darde gaank raken (Broekhuizen)

    Vrouger mussen ie bai het zaaien over drai gangen gooien (Eexterveen)

    Zie ook:
  7. hoeveelheid, die in één loop wordt meegenomen(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)

    Wi'j even een gaank waeter haelen? (Diever)

    Ik musse nogal wat gangen waeter hebben um alle konen wat te drinken te geven (Diever)

    Zie ook:
  8. (zwz), in

    Dat is van gang

    z. ook

    gangen

    Zie ook:
  9. gang bij een maaltijd, diner(Midden-Drenthe)

    Zie hadden een diner van zes gangen (Gieten)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...