gangs bijvoeglijk naamwoord, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: gaangs, gaanks (Zuidwest-Drenthe)

  1. aan de gang, bezig(Midden-Drenthe)

    Hij is altied drok gangs (Westerbork)

    Der is nog locht op, zij bint nog gangs (De Wijk)

    Ze bint er mit gangs, mar as het vandaege klaor komp, dat kan ik niet zeggen (Wapserveen)

    Wij kunt de auto niet gangs kriegen (Sleen)

    holden (Gasselte)

    Zie waren drok gangs um het heui binnen te kriegen (Broekhuizen)

    De ruzie was mooi gangs! (Barger Compascuum)

    Toch kuuj hum veur van alles gangs kriegen

    Zie bint er lillijk gangs ewest (Broekhuizen)

    Het feest was nog goud gangs, toen het sloeten was (Emmer Compascuum)

    Hij kun het niet gangs kriegen

    naast mij (Sle), z. ook

    As het zomers slim dreuge is, dan kuj deur begieten de tuun nog wat gangs holden (Wapserveen)

    Zie ook:
  2. op de been

    Zij is nog goed gangs (Smilde)

    As het kan, moej wal gangs blieven (Weerdinge)

    Alle dagen een endtien lopen is best, det muuj zo lange meugelijk volholden, hol het mar zo lange ga (De Wijk)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...