gaoflijk bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: gaovelijk (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. zachtaardig, goedig(Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe)

    Mien tante was een best mens, ze was gaoflijk tegen iedereen (Erica)

    Spreek toch ies van oe of, ie bint veul te gaoflijk (Noordscheschut)

    Zie ook:
  2. smakelijk(Zuidwest-Drenthe)

    Het kiend et zo gaovelijk (Stuifzand)

    Zie ook:
  3. toegeeflijk(Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Zie ook:
  4. gul, goedgeefs(Zuidwest-Drenthe)

    Zij waren aordig gaoflijk daor (Ruinerwold)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...