gaove -n, de, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: gave (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. gave, aangeboren talent

    Hij hef de gaove van het sprekken (Padhuis)

    Het is wel een gave, daj zo mooi kunt schrieven (Elim)

    Iene die goed kan zingen, is ook een gave (De Wijk)

    Zie ook:
  2. gift

    De bedeler vrog um een gave (Barger Oosterveld)

    Hij lèeft van giften en gaoven (Broekhuizen)

    Vrogger was de gaove bij de groeve een kilo botter, nou is het geld in de bus (Padhuis)

    Bij het hekke van het karhof is een busse, daor kuj nao de groeve een gaove iendoen veur de armen (Ruinerwold)

    Bij een begraofenis kregen de helpers vaok een gaove (Rolde)

    *De guunst is net zo goed as de gaove

    stuk land, vaak in een punt uitlopend

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...