Ook: gaeperd (Zuidwest-Drenthe Noord), gaoperd
sufferd
Wat een luie gaperd (Zuidwolde)
een gaeperd op de naachtboot (Dwingelo)
Maak toch daj in hoes komt, gaperd (Sleen)
loerder, gluurder
Die gapperd steeit aaid overal op de neus bij (Anderen)
Dat is een grote gaperd, die zit overal in te loeren (Borger)
ruw woord voor mond of gezicht(Kop van Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid)
Ie mussen oen gaperd maor lös edaon hebben (Zuidwolde)
Zij stund netuurlijk mit de gaperd veuran (Ruinerwold)
Hij hef de gaperd altied lös (Ruinerwold)
ondeugende jongen of meisje(Zuidwest-Drenthe Zuid)
Zie ook:scheldwoord voor eigenwijs, vervelend etc. persoon(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Noord)
Het is een aordige gaeperd
grootspreken
Wat een onbeleefde gaperd (Coevorden)
Wat is dat een grune gaperd, ...een wieze gaperd
aan kritiek bloot
Die kerel oet Holland is een dikke gaperd
op de wip
gaper als uithangteken voor winkel van drogist(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid)
Veur de drogisterij hung een gaper (Padhuis)
iemand die veel geeuwt(Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))
Dat is ok een mooie gaperd, die is ok weer laat op bedde komen vannacht (Klazienaveen)