Spellingvarianten als bij: gapen
gapend
Hij is gaperig, hij hef last van de gaap (Pesse)
loerderig, gluurderig(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))
Het volk is daor zo gaperig
z. ook
niet goed sluitend(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))
Het zit niet goed, het zit wat gaoperig (Buinen)