gasterig
bijvoeglijk naamwoord,
Kop van Drenthe,
Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte),
Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte),
Zuidoost-Drenthe (veengedeelte),
Zuidoost-Drenthe (veengedeelte),
Zuidwest-Drenthe,
Zuidwest-Drenthe,
Zuidwest-Drenthe Noord,
Zuidwest-Drenthe Noord,
Zuidwest-Drenthe Zuid,
Zuidwest-Drenthe Zuid
Ook:
garsterig (Zuidwest-Drenthe),
garstig (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)),
(Zuidwest-Drenthe Zuid),
gaasterig (Zuidwest-Drenthe Noord),
gastig (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))
-
ranzig
Dat gaasterige spek lust mij neet (Diever)
Zie ook:
Zoek meer voorbeeldzinnen...