geboorte -s, -n, de
  1. geboorte

    Hoe ver is het hen? Nou, het zit in de geboorte

    z. ook

    Het kalf mag niet in de geboorte blieven zitten (Hollandscheveld)

    De geboorte is vlot verlopen (Dwingelo)

    Het kind weug bij de geboorte negen pond (Stieltjeskanaal)

    Ze hadden hom vort bai de geboorte smoren moeten!

    erg vuil

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...