geboren
  1. volt. deelwgeboren

    Was hij mor nooit geboren, dat is een dikke ondeugd (Klazienaveen)

    Hij is met niks geboren en giet ok met niks weer vort

    wasgoed

    Groter ezel as hij mut er nog geboren worden (Ruinerwold)

    Ik bin in Nörg geboren en getogen (Norg)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...