geduld
IJ moet een hoop geduld hebben met die jong (Gasselte)
Daor moej een zakvol geduld bij hebben (Klazienaveen)
...een zak van geduld... (Padhuis)
Die het geld van hum hebben möt, die möt mor geduld geven (Sleen)
Hebt toch ies wat geduld (Hollandscheveld)
Man wat een wark, ie zulden je geduld der bij opvreten (Hijken)
Wordst der gek bie, daor most zo'n ende geduld bie hebben (Valthermond)
Hij har een geduld as Job (Ruinerwold)
*Geduld is een schone zaok (Norg)
Geduld overwint alles (Mantinge)