gegengel het, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: gehengel (Zuidwest-Drenthe)

  1. geslenter(Kop van Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Van al dat gegengel woj nog muder as van stevig deurlopen (Sleen)

    Zie ook:
  2. gesukkel bij ziekte

    Wat een gegengel is dat, ie kunt ja haost niet van die verkaoldenheid ofkommen (Een)

    Het gehengel van joe möt een einde an komen, wij gaot hen de dokter (Smilde)

    Vrogger was het een heel gehengel as de mèensen tering haren (Wapse)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...