gejeuzel het, Kop van Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid
  1. gezeur, onbenullig gepraat

    Wat een gejeuzel, je zulden er flauw van worden (Odoorn)

    Dat gejeuzel over die neie fiets moet maor ies oflopen wezen (Norg)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...