gekkerd -s, de
  1. gekkerd, dwaas persoon

    Wat een gekkerd is dat, je kunt je der liefzeer om lachen (Barger Compascuum)

    Gekkerd, schei toch uut (Klazienaveen)

    Ach gekkerd,

    nou even opholden

    vernield door er in te spitten

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...