gellen onovergankelijk, werkwoord, zwak, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid
  1. gillen, janken(Zuidoost-Drenthe)

    De hond gelt aj hum op bien trapt (Sleen)

    Non moej niet zo liggen te gellen (Zweelo)

    Zie ook:
  2. snerpende pijn veroorzaken

    Maor as ze het in de koezen hebt, gelt het soms toerloos deur (Odoorn)

    Schei toch ies oet, het gelt je deur de kop (Stieltjeskanaal)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...